Spelend leren voor groep 1 en 2

Samen met je kleuter spelend leren op de relevante ontwikkelingsgebieden voor groep 1 en 2?

Download hier 20 jaar onderwijs ervaring in groep 1 en 2. Samengevat in 8 pagina’s vol ideeën en voorbeelden om thuis spelend te oefenen met taal en rekenen!

Spelend leren! Dat doen kinderen in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Door het spelen oefenen de kinderen de hele dag allerlei vaardigheden en begrippen. Zo ontdekken ze de wereld.

Toch kan het zijn dat de leerkracht van je kind aangeeft dat de ontwikkeling niet snel genoeg gaat. Dat je kind een extra zetje nodig heeft. Of een toets, bijvoorbeeld van Cito, geeft aan dat het niveau van de rest van de klas nog niet gehaald wordt.

Daar wil je als ouder iets aan doen! En dat kan op een speelse manier. Je vindt hier op allerlei ontwikkelingsgebieden ideeën om op een speelse manier je kind te helpen. Dat kan de hele dag, zonder dat je kind het door heeft. Het is gezellig en leerzaam!

Download het document voor de volledige beschrijving, niet goed, geld terug! Of bekijk alvast onderstaande selectie uit het document: Succes!

Direct na betalen krijg je automatisch toegang tot de links om het document van 8 pagina’s als Word en/of PDF -te downloaden. Je ontvangt deze links in de email en op je pagina met aankopen binnen docupedia die gelijk beschikbaar is. Je houdt een half jaar toegang tot de download links.

Inhoud:

Taalontwikkeling
Woordenschat
Vertellen
Luisteren
Geletterdheid en fonemisch bewustzijn
        Boekoriëntatie
        Geschreven taal
        Fonologisch bewustzijn en alfabetisch principe
Rekenontwikkeling
Getallen
        Telrij
        Omgaan met hoeveelheden
Meten
Meetkunde

Wat moet je kunnen in groep 1 en 2? Bekijk hier alle ontwikkelingsgebieden (dit is ook waar Cito op toetst). En gebruik de ideeën uit de download om dit met spelend leren te oefenen!

Voorbeeld teksten uit de download:

Fonologisch bewustzijn en alfabetisch principe
Een onderdeel van het taalbewustzijn is het fonologisch bewustzijn. Dit betekent dat je de taal abstract kunt bekijken. Dat je snapt dat de logica van de taal losstaat van de betekenis van de taal. Bijvoorbeeld: welk woord is langer? Kabouter of reus? Als je kind zegt dat kabouter langer is dan reus dan laat het zien dat het naar de vorm van woorden kan kijken in plaats van naar de betekenis.

Alfabetisch principe duidt op het besef dat woorden uit letterklanken zijn opgebouwd. En dat deze klanken met onze lettertekens overeenkomen. Je kunt deze losse klanken samenvoegen tot een woord (auditieve synthese) of een woord kunt opdelen in losse klanken (auditieve analyse). Op school wordt dit vaak “hakken en plakken” genoemd.

Dit zijn manieren waarop je hiermee thuis met je kind uit groep 1 of groep 2 spelend kunt oefenen:
1. Begin met rijmen van onzinwoorden. (boom-loom) Hierna kan je gaan rijmen met bestaande woorden. Van een aantal rijmwoorden kun je een klein gek gedichtje maken. Het paard heeft een staart en eet graag taart. Bij rijmen ben je abstract met de taal bezig en heb je vooral aandacht voor de klank en minder voor de betekenis van de taal.
2. Er zijn ook veel prentenboekjes op rijm geschreven. Je kunt het boekje voorlezen en je kind het rijmwoord laten invullen.
3. Doe raadspelletjes met hakken en plakken met je kind. Jij zegt een woord in letters (spreek de letters in klanken uit, dus pûh en niet péé’ voor de letter “P”) en laat je kind herkennen wat het woord is (bijvoorbeeld p-e-t).
4. Geef een opdrachtje met een woord in letters gezegd. Een voorbeeld: “pak maar even je “sch-oe-n”.
5. Noem 3 woorden en vraag welk woord er met bijvoorbeeld een p begint. ( kat-pen-slak)
6. Bekijk de letters van de naam van het kind. Misschien herken je ze ook op andere plekken. Denk aan de M van Mc Donalds, de K van K3, maar ook aan letters op een pak hagelslag of op een reclame bord.
7. Maak samen met het kind briefjes met letters erop en plak ze op voorwerpen in het huis die met die letter beginnen.
8. Knip letters uit folders en maak een letterboek.
9. Maak met brooddeeg of klei letters van je naam.
10. Doe spelletjes als: Wie weet een dier met de “S”.

Luisteren
Tien minuten is een goed gemiddelde waarin een kind rustig moet kunnen blijven luisteren. Met luisteren wordt bedoeld dat je betrokken bent en informatie echt tot je neemt. Om het luisteren (verder) te oefenen kun je:

1. Het luisteren trainen met voorlezen. Stel na het lezen van een boek of bladzijde een aantal vragen over het verhaal. Dit kan een vraag zijn over de inhoud van het verhaal, of over hoe het verder zal gaan. Tijdens het lezen kan je ook het verhaal verduidelijken door hardop te zeggen wat je denkt. Kinderen leren beter luisteren en verhalen hierdoor beter begrijpen. Bijvoorbeeld: Ik denk dat Bever nu eigenlijk heel verdrietig is… Als je deze extra informatie geeft dan leren kinderen situaties herkennen.

2. Voer gesprekjes met je kind en oefen in het luisteren en op elkaar reageren. Let er hierbij op dat je elkaar echt aandacht geeft: kijk elkaar aan, zoek elkaar op en zit dicht bij elkaar. Doe maar 1 ding: het gesprek. Doe geen andere dingen tegelijkertijd, mobiele telefoons uit de buurt houden dus 🙂

3. Oefen het luisteren door kleine opdrachtjes te geven. Begin met 1 activiteit: “Leg jij de vorken maar op tafel.” Breid dit uit met meerdere opdrachtjes in 1 keer: “Leg jij de vorken maar op tafel, pak voor iedereen een beker en schuif de stoelen aan”. Je zult zien dat kinderen vaak alleen de laatste opdracht uitvoeren. Dan kun je de vraag nog een keer herhalen.

Boekoriëntatie
Voorlezen is belangrijk! Als je snapt hoe een boek werkt en je weet dat je er plezier aan kunt beleven dan komt er vanzelf de motivatie om zelf te leren lezen. Deze motivatie helpt kinderen om door de moeilijke periode van ‘het automatiseren’ bij het leren lezen heen te komen. Zorg daarom bewust voor boekoriëntatie:

1. Bekijk eerst samen de voorkant van het boek voor je begint met voorlezen. Gebruik woorden als ‘kaft’, ‘de rug van het boek’, enzovoorts. Bedenk naar aanleiding van de voorkant waar het verhaal over gaat. Kijk naar de titel van het boek. Probeer een gesprekje te beginnen over wat het kind al van het onderwerp weet zodat je de voorkennis activeert. Lees samen de achterkant van het boek. Klopt je verwachting?

2. Bekijk met het kind waar het boek begint. Hoe werkt een boek eigenlijk? Waar staan de letters en aan welke kant begin je met lezen. Dit is vaak nog erg lastig.

3. Oefen het verschil tussen letters, cijfers, woorden en zinnen. En zorg dat de termen bekend zijn. Tel het aantal letters in een woord en het aantal woorden in een zin. Zoek het langste en het kortste woord in een zin. En wat zijn die cijfers onderaan iedere pagina? Een maniertje om ‘letter, woord, zin’ te onthouden is door hier je vingers bij te gebruiken: houd duim en wijsvinger heel dicht bij elkaar voor ‘letter’, houd duim en wijsvinger wijd gespreid voor ‘woord’ en maak een horizontale beweging van links naar rechts (de schrijfrichting, draai dit om als je tegenover elkaar zit) om te laten zien dat een ‘zin’ het langst is.

Meetkunde
Meetkunde gaat om je oriëntatie in de ruimte. Het kan gaan om activiteiten binnen het platte vlak en om ruimtelijke situaties en voorwerpen. Thuis spelend oefenen met meetkunde kan op de volgende manieren:

1. Doe bewegingsspelletjes waarbij je kinderen opdracht geeft voor de stoel te staan, naast de tafel, onder de tafel. Gebruik woorden als voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf.
2. Bouw een blokkenbouwsel van blokken, duplo of lego. Teken het figuur na en laat je kind het daarna op basis van de tekening nabouwen.
3. Maak een schatkaart van de buurt of je huis. Verstop hierbij een schat. Leer je kind om van de plattegrond af te lezen waar de schat ligt.
4. Verstop iets in de kamer en geef aanwijzingen met behulp van de 2 woorden “warmer” en “kouder”.
5. Ken de vormen: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus. Ga met je kind op zoek naar deze vormen bij de dingen in huis.
6. Doe kleurenspelletjes als “ik zie ik zie wat jij niet ziet”. Gebruik ook kleuren als bruin, grijs, zwart. Die worden vaak vergeten!
7. Doe zon en schaduw spelletjes. Je bent getikt als de tikker op je schaduw staat. Hoe kan je je schaduw kleiner of groter maken?
8. Doe spelletjes met een spiegel. Hoe werkt het? Je kunt ook spiegel spelletjes doen zonder spiegel, hierbij moet je elkaar zo precies mogelijk nadoen.
9. Rijg een ketting met je kind. Kijk naar het patroon in een ketting. Welke kraal moet er nu bij?
10. Maak een rij met knikkers, autootjes of poppetjes (bijvoorbeeld van Lego of Playmobil). Laat je kind het voorste, achterste, derde, één-na-laatste, enzovoorts aanwijzen. Vraag ook wie het langst zal moeten wachten of het eerst aan de beurt is. Of wie het meest ver of dichtbij staat.

……………………………………………..

Documenten in deze download: “Eind groep 2 wat moet je kunnen.docx” & “Eind groep 2 wat moet je kunnen.pdf” (zelfde inhoud, ander bestandsformaat).

Wat moet je kleuter kunnen op de basisschool? Wat zijn de ontwikkelingsgebieden voor groep 2? Gebruik de tips, ideeën en voorbeelden uit deze download en bereid je goed voor op wat er wordt verwacht van kleuters op de basisschool!

 

Spelend-leren-groep1en2